-
1 claquer
claquer [klaakee]1 klappen ⇒ klapperen, knallen♦voorbeelden:faire claquer la langue • met de tong klakkenfaire claquer ses doigts • met de vingers knippenfaire claquer une porte • een deur dichtslaanclaquer des dents • klappertandenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ muscle1. v1) klappen, knallen2) creperen5) dichtsmijten6) verbrassen7) afjakkeren2. se claquerv -
2 faire claquer ses doigts
faire claquer ses doigtsDictionnaire français-néerlandais > faire claquer ses doigts
-
3 claquement
claquement [klaakmã]〈m.〉1 geklap ⇒ geklapper, (het) klappen♦voorbeelden:claquement de fouet • zweepgeknalclaquement de langue • (het) klakken met de tongm1) geklap(per) -
4 claquement de doigts
claquement de doigts
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский